
Soms vraag ik me af hoeveel vrouwen er eigenlijk in één vrouw passen.
De versie die kookt, werkt, opvoedt, poetst, sport, sociaal doet, zichzelf ontwikkelt en óók nog moet ontspannen — bij voorkeur in een bad met een boek dat ze nooit uitleest.
Ik heb ze allemaal in me. En ze praten. Tegelijk.
De werkvrouw in mij:
“Kom op, we moeten dóór. Facturen, mails, deadlines, geld.”
Ze eet lunch achter haar laptop en denkt dat rust een privilege is voor mensen met minder ambitie. Ze noemt het ‘doorpakken’, anderen noemen het ‘doorgedraaid’.
De zorgvrouw in mij:
Ze weet altijd waar de paracetamol ligt, luistert naar iedereen, vergeet zichzelf en excuseert zich als ze een keer niet glimlacht.
Ze kent de schoenenmaat van iedereen in huis, behalve haar eigen emoties.
De chaotische vrouw in mij:
Ze zoekt haar sleutels terwijl ze haar sleutels vasthoudt.
Ze bedoelt het goed, maar leeft in een permanente versie van ‘later’. Haar to-do lijst is een escape room met deadlines.
De ambitieuze vrouw in mij:
Ze wil alles. Groeien, creëren, inspireren.
En soms… gewoon even verdwijnen in een trui zonder BH.
Ze droomt van TED-talks én van verdwijnen op de bank met chips en stilte.
De relaxte vrouw in mij:
Bestaat theoretisch.
Ze komt soms voorbij op Pinterest, met een smoothie in de zon.
Ze draagt een linnen jurk en heeft tijd. (We vermoeden dat ze fictief is.)
Maar er zijn er meer. Want waarom zou je genoegen nemen met innerlijke rust als je ook gewoon innerlijke overbevolking kunt hebben?
De vergadertijger in mij:
Ze zit in een Zoom-meeting met een glimlach, terwijl ze met haar voet een Duplo-blok van onder de bank vandaan peutert.
Ze zegt dingen als “we moeten dit even uitrollen” terwijl ze net een bammetje uitrolt voor de kleuter die “alleen pindakaas zonder korst” eet.
De hormonale vrouw in mij:
Ze huilt om een kattenfilmpje, zegt sorry dat ze huilt, wordt boos omdat ze zich moet verontschuldigen en eet daarna drie koekjes.
Ze is grillig en mooi. En meestal in gevecht met haar broek.
De shopvrouw in mij:
Ze koopt drie dezelfde witte T-shirts “want je weet maar nooit,” maar vergeet wc-papier.
Ze heeft 46 tabbladen openstaan van webshops en geen idee waar haar salaris gebleven is.
De moeder-vriendin-zus-dochter-vrouw:
Ze plant koffie met haar vriendin, belt haar moeder, stuurt een appje naar haar broer: “hoe gaat het écht?”
Ze is het vangnet van iedereen, maar hangt zelf soms een beetje losjes vast.
De schuldige vrouw in mij:
Ze voelt zich schuldig als ze werkt.
En schuldig als ze níet werkt.
Als ze chips eet. Of sla.
Als ze op haar telefoon zit. Of die negeert.
Schuld is haar tweede huid. Niet modieus, wel permanent.
De innerlijke criticus:
Ze fluistert dat haar poriën te groot zijn, haar huis te rommelig, haar inbox te vol, haar leven te… gemiddeld.
Ze heeft altijd iets te zeggen. Nooit iets helpends.
De ‘ik-wil-gewoon-rust’-vrouw:
Ze fantaseert over een hut in Zweden, wol, thee en stilte.
Ze googelt het soms. Boekt het nooit.
Maar ze bestaat. Ze ademt. Ze wacht.
En toch:
We doen het. Elke dag weer.
We zijn projectmanagers van levens, emotionele managers van gezinnen, én logistieke wonderen met mascara.
We plannen, voelen, vangen, voeden, bouwen, balanceren, struikelen… en staan weer op.
Maar misschien hoeven we niet álles te zijn, altijd.
Misschien is het genoeg om soms gewoon vrouw te zijn — in welke versie dan ook.
Vandaag kies ik voor de vrouw in mij die het even niet allemaal kan.
Ze doet haar best, ze heeft humor, en ze weet:
Ik hoef niet alles te dragen om sterk te zijn.
Ik mag moe zijn.
Ik mag rommelig zijn.
Ik mag genoeg zijn, gewoon zoals ik ben.
In al mijn versies.
In mijn chaos en mijn kracht.
In mijn zachtheid, scherpte en sokken met gaten.
En dat is precies genoeg.